Een tweede loge in het Oosten Leiden?

SPREKEN EN ZWIJGEN.
Overwegingen bij de reconstitutie van L'Age d'Or in 1963  door  Drs D.C.J. van Peype, een der oprichters van de loge.

In het verleden is het onderwerp van een tweede Loge van Vrijmetselaren in het O:. Leiden reeds meerdere malen ter sprake gebracht. Er was hiervoor nimmer een dringende reden, in de zin van ontevredenheid bij bepaalde Bbr  over bestaande verhoudingen in de Loge LA VERTU.

Bij een splitsing van de bestaande Loge zouden - wanneer de gehele Loge op een bepaalde wijze besluit in twee afzonderlijke Loges voort te arbeiden - de materiële eigendommen der Loge eveneens gedeeld worden. Afgezien van zaken als bijvoorbeeld de Bijoux der Loge, die natuurlijk ten behoeve van de Loge La Vertu zouden moeten blijven - is vooral het gebouw aan de Steenschuur hier het hete hangijzer.

Vele oudere Bbr:. van La Vertu hebben in het verleden voor de herbouw van het betrokken pand, en voor die van de Tempel, veel over gehad; evenveel wellicht als talloze jongere leden bereid zijn gebleken de Loge te steunen bij de bescheiden verbouwing welke thans plaats vindt. Om deze en andere redenen acht men het gebouw het onvervreemdbaar eigendom van de Loge La Vertu. Bij een eventuele splitsing, of oprichting van een tweede Loge zouden op dit punt grote meningsverschillen kunnen rijzen. (1)

Voor dit vraagstuk zal hier thans geen oplossing worden gesuggereerd. Het ligt evenwel voor de hand uit te gaan van de gedachte dat er bij een uiteengaan van Bbr in twee verschillende Loges niet minder Vrijmetselaren in het O Leiden zullen werken - dat per hoofd de lasten niet vermeerderen - hoogstens verminderen. Totdat een oplossing in deze geest zou zijn gerealiseerd kan een kleine groep uitgetreden Bbr waarschijnlijk tegen betaling van een redelijke huur over het gebouw van La Vertu beschikken. Het is ondenkbaar dat ten aanzien van dit in principe ondergeschikte punt de meningsverschillen zo hoog zouden rijzen dat een ondanks alles nieuwopgerichte Loge de laatstbedoelde faciliteiten niet zou worden verleend.

Hoe zal nu de procedure moeten verlopen om het tot de oprichting van een tweede Loge te leiden? Er doen zich hier enkele problemen voor. In elk geval zij hier opgemerkt dat van enige actie of wervingsactie geen sprake mag zijn zonder dat de Voorzittend Meester hiervan in kennis is gesteld; dat van alle plannen en voorstellen het Bestuur van La Vertu in kennis moet worden gesteld. Anderzijds moet het de Bbr duidelijk zijn dat het een aantal Bbr ernst is met het doorzetten van het voorstel - terwijl het hen uiteindelijk vrij moet staan om desnoods uit eigen beweging hieraan verder gevolg te geven. Nogmaals zij hier uitdrukkelijk gesteld dat elk initiatief tot het aangaan van een tweede Loge moet rusten op de wil, om “te scheiden op de winkelhaak”. Er mag geen sprake van zijn dat hier ontevredenheid, frustratie, of andere persoonlijke motieven een rol gaan spelen. Wanneer e.e.a. betekent dat dergelijke initiatieven moeilijk verenigbaar worden geacht met het bekleden van enige Bestuursfunctie moet hieruit de logische consequentie worden getrokken. Anderzijds evenwel is het goed te weten dat bij eventuele voorstellen in de bedoelde geest ook leden van het Bestuur met deze plannen blijken in te stemmen; men zal niet kunnen zeggen dat het hier een actie betreft van Bbr die zich op enige wijze gepasseerd of te kort gedaan voelen.

Tenslotte zij hier het voorstel nogmaals kort geformuleerd. Het is wenselijk dat in het 0:. Leiden zo spoedig mogelijk een tweede Loge wordt opgericht. Deze Loge zal eendrachtig en op broederlijke wijze moeten werken naast haar oudere zuster La Vertu. De Loge zou zich er op moeten toeleggen aan hare Bbr méér te bieden door minder frequent bijeen te komen, doch daarbij de stijl en de tradities der Vrije Metselaren in acht te nemen. De verschillende stappen welke genomen moeten worden om tot de oprichting van de bedoelde Loge te komen zullen door de Bbr die dit voorstel steunen, steeds worden gedaan in nauwe samenwerking en in overleg met het hoogste gezag in de Loge La Vertu. Enkele honderden jaren geleden bestonden er in Leiden al twee Loges van Vrijmetselaren. Moge de toekomst bewijzen dat het in de twintigste eeuw opnieuw mogelijk is dat twee werkplaatsen in dit O:. het Licht verbreiden - opdat tenslotte L’Age d’Or moge aanbreken welke wij door onze arbeid willen trachten te verwezenlijken!

D.C.J. van Peype, Leiden

ALLE  RECHTEN  VOORBEHOUDEN - L'AGE D'OR 2023

1440 / 900

820 /

 

1440 / 900

1280 / 720

1050

670

In het verleden is het onderwerp van een tweede Loge van Vrijmetselaren in het O:. Leiden reeds meerdere malen ter sprake gebracht. Er was hiervoor nimmer een dringende reden, in de zin van ontevredenheid bij bepaalde Bbr  over bestaande verhoudingen in de Loge LA VERTU.

Bij een splitsing van de bestaande Loge zouden - wanneer de gehele Loge op een bepaalde wijze besluit in twee afzonderlijke Loges voort te arbeiden - de materiële eigendommen der Loge eveneens gedeeld worden. Afgezien van zaken als bijvoorbeeld de Bijoux der Loge, die natuurlijk ten behoeve van de Loge La Vertu zouden moeten blijven - is vooral het gebouw aan de Steenschuur hier het hete hangijzer.

Vele oudere Bbr:. van La Vertu hebben in het verleden voor de herbouw van het betrokken pand, en voor die van de Tempel, veel over gehad; evenveel wellicht als talloze jongere leden bereid zijn gebleken de Loge te steunen bij de bescheiden verbouwing welke thans plaats vindt. Om deze en andere redenen acht men het gebouw het onvervreemdbaar eigendom van de Loge La Vertu. Bij een eventuele splitsing, of oprichting van een tweede Loge zouden op dit punt grote meningsverschillen kunnen rijzen. (1)Voor dit vraagstuk zal hier thans geen oplossing worden gesuggereerd. Het ligt evenwel voor de hand uit te gaan van de gedachte dat er bij een uiteengaan van Bbr in twee verschillende Loges niet minder Vrijmetselaren in het O Leiden zullen werken - dat per hoofd de lasten niet vermeerderen - hoogstens verminderen. Totdat een oplossing in deze geest zou zijn gerealiseerd kan een kleine groep uitgetreden Bbr waarschijnlijk tegen betaling van een redelijke huur over het gebouw van La Vertu beschikken. Het is ondenkbaar dat ten aanzien van dit in principe ondergeschikte punt de meningsverschillen zo hoog zouden rijzen dat een ondanks alles nieuwopgerichte Loge de laatstbedoelde faciliteiten niet zou worden verleend.

Hoe zal nu de procedure moeten verlopen om het tot de oprichting van een tweede Loge te leiden? Er doen zich hier enkele problemen voor. In elk geval zij hier opgemerkt dat van enige actie of wervingsactie geen sprake mag zijn zonder dat de Voorzittend Meester hiervan in kennis is gesteld; dat van alle plannen en voorstellen het Bestuur van La Vertu in kennis moet worden gesteld. Anderzijds moet het de Bbr duidelijk zijn dat het een aantal Bbr ernst is met het doorzetten van het voorstel - terwijl het hen uiteindelijk vrij moet staan om desnoods uit eigen beweging hieraan verder gevolg te geven. Nogmaals zij hier uitdrukkelijk gesteld dat elk initiatief tot het aangaan van een tweede Loge moet rusten op de wil, om “te scheiden op de winkelhaak”. Er mag geen sprake van zijn dat hier ontevredenheid, frustratie, of andere persoonlijke motieven een rol gaan spelen. Wanneer e.e.a. betekent dat dergelijke initiatieven moeilijk verenigbaar worden geacht met het bekleden van enige Bestuursfunctie moet hieruit de logische consequentie worden getrokken. Anderzijds evenwel is het goed te weten dat bij eventuele voorstellen in de bedoelde geest ook leden van het Bestuur met deze plannen blijken in te stemmen; men zal niet kunnen zeggen dat het hier een actie betreft van Bbr die zich op enige wijze gepasseerd of te kort gedaan voelen.

Tenslotte zij hier het voorstel nogmaals kort geformuleerd. Het is wenselijk dat in het 0:. Leiden zo spoedig mogelijk een tweede Loge wordt opgericht. Deze Loge zal eendrachtig en op broederlijke wijze moeten werken naast haar oudere zuster La Vertu. De Loge zou zich er op moeten toeleggen aan hare Bbr méér te bieden door minder frequent bijeen te komen, doch daarbij de stijl en de tradities der Vrije Metselaren in acht te nemen. De verschillende stappen welke genomen moeten worden om tot de oprichting van de bedoelde Loge te komen zullen door de Bbr die dit voorstel steunen, steeds worden gedaan in nauwe samenwerking en in overleg met het hoogste gezag in de Loge La Vertu. Enkele honderden jaren geleden bestonden er in Leiden al twee Loges van Vrijmetselaren. Moge de toekomst bewijzen dat het in de twintigste eeuw opnieuw mogelijk is dat twee werkplaatsen in dit O:. het Licht verbreiden - opdat tenslotte L’Age d’Or moge aanbreken welke wij door onze arbeid willen trachten te verwezenlijken!

 

D.C.J. van Peype, Leiden

(1) Het gebouw is thans (2021) eigendom van de stichting "Huis met Passer". In dezelfde localiteit komen meerdere vrijmetselaarloges bijeen.

450

414 / 896

380

360 / 640